Op deze pagina vind je alles voor de A2+cursus. Praktijkoefeningen, uitleg van grammatica en woordenlijsten per thema.

Let op: de pagina is nog onder constructie. Dus het kan zijn dat het nog niet compleet is.


Praktijkoefeningen

Klik op de juiste opdracht om te starten met jouw praktijkoefening.


  • Opdracht 1 - Een schoonmaakrooster maken

    Wat ga je doen? 

    Je gaat een schoonmaakrooster maken. 


    Hoe ga je dit doen? 

    Je kunt je rooster bijvoorbeeld maken met Microsoft Word. Je maakt een weekrooster voor 7 dagen. 


    Bijvoorbeeld: 

    Maandag: 

    De kamer stofzuigen 

    De witte was doen 


    Woordenschat: 

    Gebruik voor de oefening de woorden van thema 1B. 


    Opdracht inleveren: 

    Mail jouw rooster naar huiswerk@taleninstituut-tiza.nl 

  • Opdracht 2 - Mijn goede voornemens

    Wat ga je doen? 

    Je gaat spreken met een Nederlander over goede voornemens. 


    Hoe ga je dit doen? 

    Je kiest iemand met wie je de opdracht wilt doen. Dit kan een collega zijn of een vriend(in). 


    Je vraagt wat zijn/haar goede voornemens zijn voor dit jaar. Ook vertel je over jouw eigen goede voornemens. 


    Grammatica: 

    Voor deze opdracht gebruik je het futurum


    Futurum: 

    Ik zal dit jaar minder roken

    Ik zal  in 2025 gezonder eten


    Je gebruikt altijd het werkwoord zullen in combinatie met een infinitief. Het infinitief staat altijd aan het eind van de zin. 


    Opdracht inleveren: 

    Noteer de goede voornemens van jouw collega. Noteer ook jouw eigen goede voornemens. Mail de tekst naar huiswerk@taleninstituut-tiza.nl

  • Opdracht 3 -

    Beschrijf het item of beantwoord de vraag zodat geïnteresseerde websitebezoekers meer informatie krijgen. U kunt de nadruk leggen op deze tekst met behulp van opsommingstekens, gecursiveerde of vetgedrukte letters en links.
  • Opdracht 4 -

    Beschrijf het item of beantwoord de vraag zodat geïnteresseerde websitebezoekers meer informatie krijgen. U kunt de nadruk leggen op deze tekst met behulp van opsommingstekens, gecursiveerde of vetgedrukte letters en links.
  • Opdracht 5 -


Grammatica

Hoe zat het ook alweer? Hier vind je een korte uitleg van de grammatica van onze cursus.


  • Perfectum

    Wanneer gebruik je het perfectum

    1. De actie is afgelopen. 

    Ik heb een taart gebakken. 


    2. Er is een relatie met het heden. 

    Ik heb een nieuwe baan gevonden. 


    3. Het gebeurt 1 keer. 

    Ik ben in Nederland geboren. 


    4. Je ziet het resultaat. 

     Kijk! Het heeft geregend. 


    Hoe vorm je het perfectum? 

    Je gebruikt de hulpwerkwoorden hebben en zijn en een participium


    De zin is dan als volgt: 


    Ik heb vandaag getennist


    subject - hulpwerkwoord - rest - participium 


    Participium: 

    ge+ stam+d/t 


    Wanneer een d

    Wanneer een t


    Sleutelwoord: soft ketchup


    Voorbeeld

    tennissen                                         


    stam: tennis 

    laatste letter: s 


    Kijk naar soft ketchup 


    De s zit in soft ketchup. Je schrijft een t


    getennist


    Voorbeeld

    spelen 


    stam: speel

    laatste letter: l 


    Kijk naar soft ketchup 


    De l zit niet in soft ketchup. Je schrijft een d


    gespeel


    Onregelmatige werkwoorden: 

    Klik hier voor een lijst met onregelmatige werkwoorden


    --


    Opdrachten 


    Oefening 1: 

    Zet de  zinnen in het perfectum. 


    1. De kinderen zwaaien naar hun ouders. 

    2. We dansen de hele nacht.  

    3. Ik fiets door Amsterdam.  

    4. Ik zet het vuilnis buiten.  

    5. Ik beef van angst.  

    6. Het meisje zoent de jongen. 

    7. Ik plant de bloemen in de tuin. 

    8. De auto's botsen op het kruispunt. 

    9. Ik maak een heerlijke appeltaart. 

    10. Ik aai de kat. 


    Oefening 2: 

    Geef antwoord op de vragen. 


    1. Heb je deze week gewerkt? 

    2. Wat heb je dit weekend gedaan? 

    3. Wat heb je vanochtend gegeten? 

    4. Ben je weleens in Afrika geweest? 

    5. Wanneer heb je voor het laatst met je vrienden afgesproken? 


    Opdracht inleveren: 

    Mail je antwoorden naar huiswerk@taleninstituut-tiza.nl

  • Imperfectum

    Wanneer gebruik je het imperfectum? 

    1. Het is een omschrijving

    Het weer was mooi. Het zon scheen en het was 20 graden.  


    2. Het is een routine in het verleden

    Toen ik 14 jaar oud was, fietste ik elke dag naar school. 


    3. Je vertelt een verhaal 

    Onze date was fantastisch! Eerst liepen we door het park. Daarna gingen we naar de bioscoop. En na de film aten we een pizza. 


    4. Je ziet geen resultaat 

    Het regende gisteren de hele dag. 


    Hoe vorm je het imperfectum? 

    De zinsbouw van het imperfectum is hetzelfde als de zinsbouw van het presens.


    De zin is dan als volgt: 


    De kinderen speelden in het park. 


    subject - werkwoord - rest 


    Werkwoord singularis: 

    stam + te/de 


    Werkwoord pluralis: 

    stam+ ten/den 


    sleutelwoord: soft ketchup 


    werken

    stam: werk


    de laatste letter van werk is k

    de k zit in soft ketchup: je schrijft -te/-ten


    spelen

    stam: speel


    de laatste letter van de stam is l

    de l zit niet in soft ketchup: je schrijft -de/-den


    Uitzonderingen: 

    Werkwoorden met een v of z krijgen een d. 


    leven

    stam: lee

    imperfectum: leefde


    reizen

    stam: reis

    imperfectum: reisde 


    Onregelmatige werkwoorden: 

    https://www.nt2.nl/documenten/in_zicht/lijst_onregelmatige_werkwoorden.pdf

  • Plusquamperfectum

    Wanneer gebruik je het plusquamperfectum? 

    Het is een actie dat was gebeurd vóór een andere actie in het verleden. Je gebruikt het plusquamperfectum altijd in combinatie met het imperfectum. 


    1. Voordat ik naar mijn werk fietste, had ik al ontbeten. 

    2. Nadat ik had gedoucht, kamde ik mijn haar. 

    3. Toen ik mijn diploma had gehaald, ging ik op zoek naar werk. 


    Hoe vorm je het plusquamperfectum: 

    Je gebruikt de hulpwerkwoorden van hebben en zijn. Je gebruikt deze in het imperfectum: 


    singularis: was, had

    pluralis: waren, hadden 


    En je gebruikt het participium. 


    De zinsbouw van het plusquamperfectum is hetzelfde als de zinsbouw van het perfectum. 


    Participium: 

    ge+ stam+d/t 


    Wanneer een d

    Wanneer een t


    Sleutelwoord: soft ketchup


    Voorbeeld

    tennissen                                         


    stam: tennis 

    laatste letter:


    Kijk naar soft ketchup 


    De s zit in soft ketchup. Je schrijft een t


    getennist


    Voorbeeld

    spelen 


    stam: speel

    laatste letter:


    Kijk naar soft ketchup 


    De l zit niet in soft ketchup. Je schrijft een d


    gespeeld 


    Onregelmatige werkwoorden: 

    https://www.nt2.nl/documenten/in_zicht/lijst_onregelmatige_werkwoorden.pdf


  • Passief I

    -

  • Passief II

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Irrealis

    -

  • Duratief

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Scheidbare werkwoorden

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Zullen

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Om te + infinitief

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Te + infinitief

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Reflexief

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Hoofdzin + hoofdzin

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Hoofdzin + bijzin

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Relatieve bijzin

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Indirecte vragen

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Indirecte rede

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.
  • Verwijswoorden

    Describe the item or answer the question so that site visitors who are interested get more information. You can emphasize this text with bullets, italics or bold, and add links.

Woordenlijsten

Hier vind je de belangrijkste woorden van elk thema.


  • Het verleden

    Beschrijf het item of beantwoord de vraag zodat geïnteresseerde websitebezoekers meer informatie krijgen. U kunt de nadruk leggen op deze tekst met behulp van opsommingstekens, gecursiveerde of vetgedrukte letters en links.
  • Vroeger

    Beschrijf het item of beantwoord de vraag zodat geïnteresseerde websitebezoekers meer informatie krijgen. U kunt de nadruk leggen op deze tekst met behulp van opsommingstekens, gecursiveerde of vetgedrukte letters en links.
  • Het huishouden

    strijken - to iron 

    het huishouden doen - to do the house work 

    stofzuigen - to vacuum clean 

    afstoffen - to dust 

    afwassen - to do the dishes 


  • Hobby's

    koken -  to cook 

    tekenen - to draw 

    slapen - to sleep 

    sporten - to do sports 

    schaatsen - to iceskate 

    fietsen - to cycle 

    wandelen - to walk 

    zwemmen - to swim

    gamen - to play videogames 

    bordspellen spelen - to play board games 

    schilderen - to paint 

    breien - to knit 

    winkelen - to go shop 

    tuinieren - to garden 

  • Goede voornemens

    Beschrijf het item of beantwoord de vraag zodat geïnteresseerde websitebezoekers meer informatie krijgen. U kunt de nadruk leggen op deze tekst met behulp van opsommingstekens, gecursiveerde of vetgedrukte letters en links.